Tropische mieren bestrijden, een praktijkvoorbeeld
In oktober 1994 werd de tropische mierensoort Pheidole punctatissima Mayr voor de eerste keer in woningen aangetroffen. De soort komt in Nederland af en toe voor in plantenkassen. Ze worden met planten geïmporteerd uit tropische en subtropische streken en kunnen in genoemde plantenkassen bij hoge temperaturen goed overleven. Deze mieren zijn, net als de bekende faraomieren (Monomorium pharaonis L.) zeer hinderlijk. Daarnaast beschikken de werksters van deze soort over een flinke angel, waarmee ze kunnen steken (zie correctie). Sommige mensen zijn overgevoelig voor het mierenzuur en kunnen ernstige huidreacties vertonen.
Exotische mieren zonder Nederlandse naam
De donkergekleurde werksters hebben veel uiterlijke kenmerken gemeen met de geel gekleurde werksters van de soort Pheidole anastasii Emery, een zeer bekende cosmopoliet of zwerfmiersoort (Bernard, 1968; van Rossum et al., 1979). Pheidole punctatissima stamt van oorsprong uit Centraal Amerika en is in Nederland en in de Verenigde Staten diverse malen aangetroffen op tropische planten (Vierbergen, 1991). De soort is net als Pheidole anastasii in staat zich te vestigen in woningen in gematigde streken.
Praktijkvoorbeeld van bestrijding van tropische mieren
Het object, waar het hier om ging, betrof een hoekwoning op de vierde etage van een flatgebouw met acht etages. De mieren kwamen alleen voor in de keuken en de naastgelegen badkamer. Een oorzaak voor de aanwezigheid van de mieren werd niet gevonden. De planten in deze woning bestonden uit stof of kunststof en kwamen zeker niet uit de kas.
Aangezien de bestrijding van tropische mieren met giftig lokaas de meeste kans op succes biedt moest eerst worden bepaald wat de mieren lekker vonden. Ze hadden duidelijk voorkeur voor pindakaas en lieten de jam en honing voor wat het was.
Met dit gegeven werden in de naast-, boven- en ondergelegen woningen lijmvallen uitgezet met hierop een likje pindakaas. In de naastgelegen woning werden ook Pheidole mieren aangetroffen. Ook hier werd geen oorzaak achterhaald voor de aanwezigheid van de mieren.
De huiseigenaar gaf uiteindelijk opdracht aan een ongediertebestrijdingsbedrijf om tot bestrijding over te gaan. In beide woningen werden 60 buisjes met pindakaas/chloordeconelokaas§ uitgeplakt die na 6 weken weer werden verwijderd omdat geen mieren meer werden aangetroffen. Controle na een halfjaar leverde hetzelfde beeld op. De bewoners hadden na de bestrijding geen mieren meer gezien en waren daar zeer gelukkig mee.
Literatuur:
- Bernard, F.: 1968 Les fourmis d'Europe occidentale et septentrionale. Faune de l'Europe et du bassin Méditerranéen 3:1-411.
- Rossem, G. van, CF. van de Bund, H.C. Burger & L.J.W. de Goffau: 1979. Entomologie. Inventarisatie van insekten. Hymenoptera: vliesvleugeligen. Formicidae: mieren. Verslagen en Mededelingen Plantenziektenkundige Dienst Wageningen 153 (PD Jaarboek 1978): 27-29.
- Vierbergen, G.: 1991. Pheidole punctatissima - mierennesten uit Midden-Amerika. Verslagen en Mededelingen Plantenziektenkundige Dienst Wageningen 168 (PD Jaarboek 1989/1990): 128.
A.E. Brink en P.C. Groebe
Dierplagen en Milieu, 44 (2) 1996 pag 75-76
N.B. De toelating van Chloordecone is ingetrokken
Meer wetenswaardigheden over mieren en mieren bestrijding
Meer over de professionele ongediertebestrijder
correctie: In dit voorbeeld wordt genoemd dat deze mieren kunnen steken, dit is niet correct. Pheidole punctatissima heeft geen angel. Het is echter wel mogelijk dat mensen allergisch zijn (of in de loop van de tijd worden) voor het speeksel van de mier. Dit speeksel komt altijd in aanraking met de huid als de desbetreffende persoon word gebeten.